maandag 19 maart 2012

Luze bizi Euskal Herriko!

Terwijl ik dit schrijf, zie ik het groene landschap voorbij razen. (En al direct moet ik toegeven dat dit een leugen was gezien de trein op het moment dat ik die zin schreef, net door een tunnel reed). Tot nu toe werden deze blogs telkens op mijn bureau in Salamanca geschreven, maar een treinrit van zes uur geeft een mens genoeg tijd om eens iets nieuws te proberen. 

Laat ons voor de duidelijkheid teruggaan naar het begin van dit hele verhaal. Vrijdagavond 9 maart kwam Sarah aan in Salamanca. Het werd een tof weekend met veel vrienden en eten. Een fancy diner vrijdagavond, een fantastische lunch zaterdagmiddag en zoals gewoonlijk een luie zondag. Maandag werd dan de dag van de grote beslissing. Zouden we naar het Baskenland gaan of niet? 

Het werd een overtuigde ja. Diezelfde nacht namen we de trein om de volgende ochtend aan te komen in San Sebastian. Op een ongezond vroeg uur wachtte Jochen ons daar op. Ik ontmoette mijn naamgenoot afgelopen zomer tijdens mijn vakantiejob in het Rijksarchief. Het toeval wou dat we het volgende jaar allebei naar Spanje gingen, zij het naar verschillende steden en met verschillende intenties. Ik ging op Erasmus naar Salamanca, Jochen ging een jaar Engelse les geven in San Sebastian. Plannen om elkaar op te zoeken werden al rap gemaakt en zo geschiedde. 



Ik wou vooral naar het Baskenland om de natuur te zien. Ik genoot dan ook met volle teugen van een tocht door de bossen in de omgeving en de uitzichten op de kliffen bij de Atlantische Oceaan, op de baai in San Sebastian en de prachtige stranden. Maar onze reis was meer dan dat. In Bilbao bezochten we het Guggenheim, dat ik echter enkel van de buitenkant interessant vond, om vervolgens verder te trekken naar Gernika. 
Gernika is een klein Baskisch stadje dat tijdens de Guerra Civil volledig plat werd gebombardeerd door Duitse en Italiaanse bommenwerpers. Vandaag de dag is daar echter niks meer van te merken, op enkele musea en memorials na. Het museum van de vrede was erg interessant en schepte een duidelijk beeld van zowel de Spaanse burgeroorlog, het bombardement en het leven erna. 
We bezochten ook Hondarribia en Hendaya, twee Baskische dorpjes die toch grondig verschillen omwille van een doodsimpele reden. Hendaya ligt aan de Franse kant van de grens, Hondarribia aan de Spaanse kant. Enkel 5 minuten boottocht was het verschil tussen een plek waar uitsluitend Frans of uitsluitend Spaans gesproken wordt. We genoten van het mistige strand en de typische kleurrijke huisjes. De laatste dag was het tijd voor Pamplona, een stad die vooral bekend is voor de beschrijvingen van Hemmingway en de stierenlopen in juli (een Spaanse traditie die ik toch nooit volledig zal begrijpen).    


 





Wat mij vooral opviel was hoe weinig er Baskisch gesproken werd. Overal in de straten hoor je Spaans gemengd met Engels en Frans gesproken door toeristen. Basksich zag ik vooral geschreven. Alle borden op straat zijn tweetalig, affiches vaak enkel in het Baskisch. De laatste dag was ik getuige van nationalistische manifestaties in de straat. Overal zag je affiches voor de algemene staking, de overplaatsing van politieke gevangenen naar gevangenissen in het Baskenland en oproepen voor onafhankelijkheid. In sommige cafés hingen ook posters die verwezen naar de IRA, de Palestijnse kwestie of vrouwenrechten. 

Het Baskenland blijft dus een geval apart in Spanje. Maar er zal toch nog wat moeite nodig zijn, zeker nu we de ETA niet meer hebben om de kwestie levendig (of ook wel bloederig) te houden, om te vermijden dat het Baskische verhaal binnekort uitverteld is.

In elk geval, mijn verhaal van deze week is uitverteld.

Agur!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten